De tweede Arpels-generatie verscheen in de jaren 1930 ter tonele. Claude, Jacques en Pierre, de zonen van Estelle's broer Julien Arpels, zetten de zoektocht naar uitzonderlijke edelstenen voort. In 1956 keerde Claude terug uit Mumbai (toen nog Bombay) met de Neela Ranee, beter bekend als de ‘Blue Princess’. Deze ovale saffier van 114,30 karaat met een intense, fluweelachtig blauwe kleur werd verwerkt tot de hanger van een collier

Al snel trok een ander wonderbaarlijk stuk de aandacht van vastberaden verzamelaars ... In 1960 keerde Jacques Arpels terug van een veiling bij Sotheby’s in Londen met een zeldzame vondst:  een roze diamant van 34,64 karaat uit de oude Golconda-mijnen in India. Ter gelegenheid van deze gebeurtenis organiseerde het Maison een feest in de boutique op de Place Vendôme, dat ook werd bijgewoond door de maharani van Boroda en haar zoon: de edelsteen werd in zijn eer ‘Princie’ genoemd.

In 1971 dook er een andere steen op naast deze legendarische roze steen: de ‘Walska Briolette’, een gele diamant van 95 karaat, die bekend staat om de betoverende gefacetteerde traanvormige slijpvorm en werd vernoemd naar de voormalige eigenaar, de diva Ganna Walska. Van Cleef & Arpels kocht hem tijdens een veiling in Sotheby’s, New York en plaatste hem op een prachtige vogelbroche, verfraaid met smaragden en een saffier. Datzelfde jaar presenteerde het Maison ook de buitengewone Thibaw-robijn, genoemd naar de eigenaar, koning Thibaw van Birma. De robijn werd aangekocht door Jacques Arpels en daarna opnieuw geslepen tot een cushionvormige steen van 24,82 karaat, om het volumineuze, sprankelende middelpunt te vormen van een uitzonderlijke ring.